Groep 1/2
Cognitieve ontwikkeling
In de leeftijd van 4-6 jaar is bij de kleuter vaak nog sprake van intrinsieke motivatie, motivatie die zijn oorsprong vindt bij het kind zelf. Wanneer een kind intrinsiek gemotiveerd is beleeft het kind plezier aan het uitvoeren van de taak. De taak die wordt uitgevoerd zal hierdoor meer waarde hebben dan een taak waar iemand niet intrinsiek voor gemotiveerd is (Valcke, 2010). Bij het geven van aardrijkskunde, geschiedenis en natuur & techniek onderwijs, in een prille vorm, aan jonge kinderen worden de stappen van lerend spelen naar spelend leren doorlopen. Dit gebeurt aan de hand van thema’s uit de leef- en belevingswereld van de jonge kinderen (Blokhuis, Peeters, 2009). Leerlingen in de leeftijd van 4-6 jaar beleven alles nog erg vanuit hun eigen, kleine wereld. Zij zijn vaak nog niet in staat gebeurtenissen en zaken in een breder perspectief te plaatsen. Hier moet bij het onderwijs aan jonge kinderen rekening mee worden gehouden.
Bij de lessen voor groep 1/2 gaat het over het verkeer en de activiteiten die in een park kunnen plaatsvinden. Omdat de leerlingen zich een voorstelling kunnen maken bij de onderwerpen die dan besproken worden, is het voor de leerlingen ook beter mogelijk om hier over na te denken.
Onderzoekend en ontwerpend leren
Volgens de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren is de hands-on, minds-on gedachte heel belangrijk. De leerlingen dienen zowel theoretische als praktische opdrachten uit moeten voeren (Kemmers en Van Graft, 2007). De koppeling tussen de hands-on en minds-on fases uit de lessen is heel belangrijk.
Groep 3/4
Cognitieve ontwikkeling
De leerlingen in de groepen 3 en 4 zijn tussen de 6 en 8 jaar. Op deze leeftijd maakt het kind een grote sprong in zijn cognitieve ontwikkeling. Het kind leert in deze fase namelijk lezen, schrijven en rekenen. Door het leren van lezen en schrijven wordt taal nu voor de kinderen naast communiceren met volwassenen ook een middel om nieuwe kennis te verwerven. Daarnaast leert het kind om concreet te denken, waarbij het minder gebruik maakt van zijn fantasie. Het kind denkt hierbij nog wel in plaatjes en heeft het nodig om visueel ondersteund te worden (Kindercatch.nl, 2011). Volgens Piaget zitten de kinderen in deze leeftijd in de concreet-operationele periode. In deze periode is het kind in staat om logisch en systematisch te denken. Daarnaast is het kind in deze periode in staat om verbanden te leggen (Verhulst, 2005).
In de lessen van het lesmateriaal voor de groepen 3 en 4 komt dit ook naar voren. Het leggen van verbanden is terug te vinden in de les over de speeltuin, waarin de leerlingen een verband leggen tussen het spelen van vroeger en het spelen van nu.
Onderzoekend en ontwerpend leren
In de lessen voor de groepen 3 en 4 is de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren verwerkt. Dit is terug te zien in de drie ontworpen lessen. In de eerste les over het bladherbarium gaan de leerlingen zelf onderzoeken welke bladeren het zijn en van welke boom de bladeren afkomstig zijn. In deze les staat de opdracht en het onderwerp al vast. Ook in de les over het verkeer gaan de leerlingen zelf op onderzoek uit in het park naar de verschillende verkeersregels, de opdracht staat echter wel vast. In de les over de speeltuin zijn de leerlingen aan het ontwerpen. In deze les gaan de leerlingen namelijk zelf bedenken hoe een speeltuin er vroeger uit gezien zou kunnen hebben. Hierbij staat het onderwerp van de les vast.
Groep 5/6
Cognitieve ontwikkeling
De leerlingen in de groepen 5 en 6 zijn tussen de 8 en de 10 jaar. In deze leeftijdsfase neemt het geheugen en het concentratievermogen van de leerlingen sterk toe. De leerlingen zijn bezig met zelfontwikkeling op gebieden die hen interesseren. Daarnaast zijn de leerlingen zich aan het ontwikkelen om steeds logischer te kunnen denken. Ook krijgen de leerlingen een steeds groter wordende woordenschat en kunnen ze steeds beter moeilijke begrippen onder woorden brengen (Cognitieve ontwikkeling).
Volgens Piaget zitten de leerlingen in deze leeftijdsfase ook in de concreet-operationele periode, waarin het kind in staat is om logisch te denken en verbanden te leggen (Verhulst, 2005).
In de lessen voor de groepen 5 en 6 is dit verwerkt. In bijvoorbeeld de les over Erasmus maken de leerlingen kennis met het begrip ‘humanisme’.
Onderzoekend en ontwerpend leren
In de lessen voor de groepen 5 en 6 is de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren verwerkt. Dit is terug te zien in de verschillende lessen die zijn ontworpen. Bijvoorbeeld in de les over bodemsoorten, waarin de leerlingen zelf op onderzoek uitgaan en een bodemprofiel maken. In deze les zijn de leerlingen meer onderzoekend aan het leren dan ontwerpend. De leerlingen mogen zelf op onderzoek uit, maar de stappen van het onderzoek en het onderwerp staan al vast.
In de les over plattegronden zijn de leerlingen ook onderzoekend aan het leren. Ze gaan zelf in het park ontdekken wat er te zien is en op welke wijze dit weergegeven moet worden op de plattegrond. Ook in deze les staat het onderwerp en de opdracht al vast.
Ten slotte leren de leerlingen in de les over Erasmus ook op een onderzoekende manier. De leerlingen mogen zelf op onderzoek uit om informatie te vinden over Erasmus en het humanisme. In deze les staat dus ook het onderwerp en de opdracht vast, maar hebben de leerlingen wel de vrijheid om zelf de leerstof te ontdekken.
Groep 7/8
Cognitieve ontwikkeling
In de leeftijd van 10-12 jaar vindt de overgang van de concreet operationele naar de formeel operationele ontwikkelingsfase van Piaget plaats (Westerman &n Van Oers, 2004). In de formeel operationele fase ontwikkelen kinderen het vermogen om logisch te denken en conclusies te trekken. Bij lessen die zijn opgesteld volgens de didactiek van het onderzoekend en ontwerpend leren zijn dit vaardigheden die aan bod kunnen komen.
Daarnaast is het bij de leerlingen uit deze leeftijdscategorie niet meer noodzakelijk dat alle behandelde onderwerpen een directe relatie hebben met hun belevingswereld. De leerlingen zijn in staat om zich zaken voor te stellen die er niet zijn, of om zich in te leven in zaken die zich in het verleden hebben plaatsgevonden.
Onderzoekend en ontwerpend leren
Het blijft belangrijk om de koppeling te maken tussen e hands-on en minds-on fases tijdens een les. Juist ook door zelf bezig te zijn en zaken te ervaren beklijft de behandelde theorie beter. Het is dus niet alleen bij de jongere leerlingen belangrijk om praktische fases in te bouwen in de lessen, juist bij de oudere leerlingen is dit ook belangrijk. De stof wordt ingewikkelder en het inbouwen van de hands-on fases kan de leerlingen helpen de stof tot zich te nemen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb